Diabetes of suikerziekte is een stofwisselingsziekte waarbij de bloedsuikerspiegel niet op peil blijft. Bij mensen met diabetes lukt het de insuline in het lichaam niet om de bloedsuiker (bloedglucose) stabiel te houden. De officiële naam van de ziekte is diabetes mellitus.
Wat is diabetes uitklapper, klik om te openen
Soorten diabetes of suikerziekte
Er zijn meerdere soorten diabetes. De meest voorkomende zijn diabetes type 1 en type 2.
- Diabetes type 1: het lichaam maakt zelf geen insuline meer aan.
- Diabetes type 2: de alvleesklier maakt te weinig insuline aan of de insuline werkt niet goed meer. Type 2 komt met name voor bij ouderen en bij mensen met overgewicht. Helaas komt dit type ook steeds vaker voor bij jonge mensen.
- Zwangerschapsdiabetes: sommige vrouwen zonder diabetes ontwikkelen tijdens de zwangerschap diabetes.
Wat is insuline?
Onze lichaamscellen hebben glucose (bloedsuiker) nodig. Het hormoon insuline zorgt ervoor dat de glucose uit onze voeding via het bloed in de cellen terechtkomt. Maakt het lichaam zelf geen of onvoldoende insuline aan? Dan krijgen de cellen geen glucose en functioneert het lichaam niet. Mensen die zelf geen of onvoldoende insuline aanmaken moeten zichzelf vaak meerdere keren per dag insuline toedienen.
Hoe herken ik diabetes?
Diabetes is niet altijd makkelijk te herkennen, maar de volgende symptomen kunnen duiden op diabetes. Ga altijd naar de huisarts wanneer u last hebt van een of meerdere van onderstaande klachten:
- Veel dorst hebben
- Vaak moeten plassen
- Een droge mond hebben
- Heel moe voelen
- Last hebben van oogontsteking of wazig zien
Diagnose diabetes
De diagnose diabetes is eenvoudig te stellen. Uw eigen huisarts kan dit doen door een druppel bloed uit uw vinger te nemen. Met een bloedglucosemeter ziet hij hoe hoog uw glucosespiegel is.
Complicaties diabetes
Bij alle typen diabetes kan iemand een hypo (lage bloedglucosewaarde) en hyper (hoge bloedglucosewaarde) krijgen. Als een hypo ernstig is of een hyper lang duurt, bestaat het risico op een coma of zelfs overlijden.
Op de lange termijn kan diabetes complicaties tot gevolg hebben:
- Problemen met de voeten (voetwonden of ulcera)
- Verminderde functie van de nieren (nefropathie)
- Beschadigde zenuwen (neuropathie)
- Problemen met de ogen (retinopathie)
- Beperkte beweeglijkheid van gewrichten (cheiroarthropathie)
- Gebitsproblemen
- Problemen op het gebied van seksualiteit
Leefstijl
Een goede behandeling van diabetes bestaat uit twee onderdelen:
- Medicijnen
- Een gezonde leefstijl
Door uw leefstijl heeft u veel invloed op de hoeveelheid glucose in uw bloed. Regelmatig bewegen en niet te veel koolhydraten in uw voedsel maken veel verschil. Zeker als u diabetes type 2 heeft. Een gezonde leefstijl heeft net als medicatie zeer veel effect. U ervaart bijna onmiddellijk de voordelen: uw bloedglucosewaarden dalen en u bent fitter.
Gezonde leefstijl als preventie
Ook mensen met diabetes type 1 hebben baat bij een gezonde leefstijl. Het is namelijk de beste manier om klachten en latere complicaties zoveel mogelijk te voorkomen. Door diabetes kunnen bloedvaten en zenuwen extra schade oplopen. Een verstandige leefstijl is dan extra belangrijk. Een paar tips:
- Gezond gewicht door voldoende bewegen (minimaal 30 minuten per dag)
- Gezonde voeding
- Niet roken
- Matig met alcohol
Voeding
Heeft u diabetes, dan weet u dat voeding een belangrijke rol speelt om zo gezond mogelijk te blijven. Niemand hoeft u dat nog te vertellen. Maar wat is gezonde voeding? En moet u vanwege uw diabetes nog speciaal ergens rekening mee houden? Dat zet de Voedingsrichtlijn van de Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) op een rijtje.
Zorgverleners gebruiken de Voedingsrichtlijn (2015) als basis voor hun adviezen. Diabetesvereniging Nederland nam deel aan de werkgroep, die de voedingsrichtlijn heeft voorzien van nieuwe wetenschappelijke inzichten en ontwikkelingen.
Verschillende vormen van diabetes uitklapper, klik om te openen
Er bestaan verschillende typen diabetes. Iedere soort heeft zijn eigen oorzaken. Naar die oorzaken wordt veel onderzoek gedaan, want er is nog veel onbekend.
Diabetes type 1
Bij diabetes type 1 maakt de alvleesklier geen insuline meer aan. De oorzaak van diabetes type 1 is nog niet bekend. Mogelijk spelen virussen, milieufactoren en voeding een rol. Ook lijkt er een beperkte rol te zijn voor erfelijkheid.
Diabetes type 2
Bij diabetes type 2 maakt de alvleesklier te weinig insuline aan of de alvleesklier maakt wel voldoende insuline aan, maar deze kan zijn werk niet goed doen. In veel gevallen is overgewicht de oorzaak. Voeding en beweging spelen daarbij een rol. Ook is er waarschijnlijk een erfelijke component.
MODY/LADA
Bij MODY is sprake van een verminderde insulineproductie door de alvleesklier. De oorzaak daarvan is een erfelijke afwijking, waardoor de bètacel in de alvleesklier onvoldoende functioneert. LADA is een latente vorm van diabetes bij volwassenen als gevolg van een stoornis in de afweer. LADA onderscheidt zich van type 1 doordat het zich trager ontwikkelt.
Zwangerschapsdiabetes
2 tot 5 procent van de zwangere vrouwen ontwikkelt in de tweede helft van de zwangerschap zwangerschapsdiabetes. Tijdens de zwangerschap treden er dan wijzigingen op in de stofwisseling van koolhydraten. Dit gebeurt onder invloed van de hormonen die worden aangemaakt door de placenta. Deze hormonen remmen de werking van insuline af.
Wat is insuline en wat zijn hypo's en hyper uitklapper, klik om te openen
Wat is insuline
Veel vrouwen met diabetes gebruiken insuline in de zwangerschap. Vrouwen met diabetes type 1 gebruiken altijd insuline. De meeste vrouwen met diabetes type 2 stappen al voor de zwangerschap over op insuline. En als u zwangerschapsdiabetes hebt en een dieet helpt niet voldoende, dan wordt er ook insuline voorgeschreven om de bloedglucosewaarden omlaag te brengen.
Behoefte aan insuline
Tijdens de zwangerschap is er niet altijd evenveel insuline nodig. Meestal is in de eerste drie maanden de insulinebehoefte lager. Dat komt door hormonale veranderingen. Bij een gevorderde zwangerschap, is de behoefte aan insuline juist weer groter. Het lichaam wordt namelijk ongevoeliger voor insuline. Het is normaal dat er aan het einde van de zwangerschap twee tot drie keer zoveel insuline gebruikt wordt als voor de zwangerschap. Omdat de behoefte aan insuline tijdens de zwangerschap verandert, moet er vaker dan anders de bloedglucosewaarden gemeten worden, zowel voor als na de maaltijden. Soms wordt er wel tien keer per etmaal gemeten. Er worden dus meer teststrips gebruikt dan anders. De zorgverzekering wordt gevraagd om extra teststrips te leveren via een machtiging door de zorgverlener.
Continue glucosemeter
De glucosewaarden kunnen erg schommelen tijdens de zwangerschap. Het kan daarom handig zijn om een continuglucosemeter te gebruiken. Zo’n glucosemeter meet 24 uur per dag uw glucosewaarden. Er kan dan sneller gereageerd worden. Vrouwen met diabetes die insuline gebruiken (type 1 en type 2), komen in aanmerking voor vergoeding van een continuglucosemeter door de zorgverzekeraar tijdens de zwangerschap. Er wordt een vergoeding gegeven vanaf het moment dat u zwanger wilt worden. De internist kan de vergoeding aanvragen bij uw zorgverzekeraar.
Scan de bovenstaande QR-code met uw telefoon om een video over dit onderwerp te bekijken. Of bekijk de video via:
Pen of pomp
Insuline kunt u op verschillende manieren toedienen: met een insulinepen of met een insulinepomp. Een insulinepen is een soort pen met een dun naaldje. Met die pen injecteer u de insuline in bijvoorbeeld uw been, bil of buik. U kunt insuline in uw buik injecteren, dat kan geen kwaad voor de baby.
Een insulinepomp is een klein apparaat dat aan uw lichaam bevestigd zit met een naaldje. De meeste pompen hebben een dun slangetje waardoor de insuline wordt afgegeven. De nieuwere pompjes zitten op de huid geplakt, geven direct insuline af en hebben een afstandsbediening. De pomp geeft u de hele dag insuline. U programmeert de pomp zodat hij de hele dag een basishoeveelheid geeft. Als u gaat eten, dient u zelf met de pomp extra insuline toe. Dat heet ‘bolussen’. Een insulinepomp wordt vooral gebruikt door mensen met diabetes type 1.
Soorten insuline
Soort | Werking | Werkingsduur |
---|---|---|
Ultrakortwerkend | binnen 10-20 minuten | 2-5 uur |
Kortwerkend | na 30 minuten | 6-8 uur |
Langwerkend | na 1-4 uur | maximaal 24 uur |
De meeste mensen met diabetes type 1 injecteren meerdere keren per dag. Bijvoorbeeld één keer langwerkende insuline en voor elke maaltijd (ultra)kortwerkende. Bij diabetes type 2 en zwangerschapsdiabetes is één keer per dag injecteren soms al voldoende. De internist en diabetesverpleegkundige bepalen welk schema het beste bij u past.
Insuline en je baby
Veel vrouwen zijn bang dat insuline niet goed is voor hun ongeboren baby.
Gelukkig heeft insuline geen nadelen voor uw baby. Insuline passeert de placenta niet en het komt niet bij uw baby. Het is veel gevaarlijker voor uw baby als u géén of te weinig insuline gebruikt. Dan blijft er namelijk te veel glucose in uw bloed. Glucose passeert de placenta wel. Uw baby krijgt dan teveel glucose binnen met alle risico’s van dien.
Injecteren in je buik
Misschien vind u het eng om insuline in uw buik te injecteren nu u zwanger bent. Gelukkig kunt u met een insulinepennaaldje of pompnaaldje onmogelijk de baarmoeder raken.
Voor de baby kan het toedienen van insuline in de buik geen kwaad. Wel kan het pijnlijk worden om in je buik te prikken, zeker in de laatste weken van de zwangerschap als uw buik strak gespannen is. Bespreek dan met uw internist of diabetesverpleegkundige of u op een andere plek kunt prikken. Bijvoorbeeld in de bil of bovenbeen.
Hyper en Hypo's uitklapper, klik om te openen
Hyper
Uw bloedglucosewaarden kunnen te hoog of te laag worden. Een bloedglucosewaarde hoger dan 7,8 mmol/l heet hyperglykemie of hyper. Er moeten zoveel mogelijk hypers voorkomen worden. Te hoge bloedglucosewaarden zijn niet goed voor uw baby. Als u toch een hyper hebt, moet u ervoor zorgen dat je bloedglucosewaarde daalt. Met de diabetesverpleegkundige spreekt u af hoe u dat doet.
Hypo
Een hypoglykemie of hypo is het tegenovergestelde van een hyperglykemie. Een waarde onder 3.9 mmol/l wordt hypo genoemd. Van een hypo kunt u veel last hebben, onder andere: trillen, hartkloppingen, zweten, misselijkheid, hoofdpijn, honger, moeheid, snelle hartslag en een sterk veranderende stemming en gedrag. Als de bloedglucosewaarde erg laag is, kunt u in de war raken, duizelig worden, onduidelijk gaan praten, troebel zien en uiteindelijk zelfs bewusteloos raken. Gelukkig zijn er geen aanwijzingen dat een hypo nadelig is voor uw baby.
Een hypo kan verschillende oorzaken hebben: u heeft te veel insuline gespoten, u heeft minder gegeten dan u verwachtte of u heeft meer bewogen dan u van plan was. Als u een hypo heeft, moet er snel meer glucose in u bloed komen. Dat kan door iets te eten of drinken waar suikers inzitten die snel door het lichaam worden opgenomen. Ranja, frisdrank (geen light) of druivensuiker bijvoorbeeld.
Hypo’s en zwangerschap
Als u zwangerschapsdiabetes heeft en alleen een dieet volgt, krijgt u geen hypo’s. Alleen als u insuline gebruikt, kunt u hypo’s krijgen. Tijdens de zwangerschap wordt naar lagere glucosewaarden gestreefd, dan normaal. De kans op het ontstaan van te lage waardes, hypo’s, is daardoor veel groter.
Hypo-unawareness
Als u vaak hypo’s heeft, kunt u ‘hypo-unaware’ worden. U voelt hypo’s dan minder goed aankomen en grijpt daardoor niet op tijd in. U kunt dus sneller bewusteloos raken. Als u door een hypo buiten bewustzijn bent, moet u weer worden bijgebracht. Iemand anders kan dan een gel met glucose in u mond doen waardoor uw bloedglucosewaarde stijgt. Er is ook een medicijn waarmee de bloedglucosewaarde snel omhoog gaat: glucagon. Dit wordt altijd door een ander geïnjecteerd. De diabetesverpleegkundige en apotheker leggen uit hoe de gel en glucagon worden gebruikt.
Meten van bloedglucosewaarden
Als u diabetes heeft en zwanger bent, moet u regelmatig uw bloedglucosewaarden meten. Door die metingen kunt u zien hoe het met uw diabetes gaat en dat is belangrijk voor de gezondheid van uw baby. Met een glucosemeter kunt u meten wat uw bloedglucosewaarde is. Dat doet u door een prikje in uw vinger. Vaak zult u verschillende keren op een dag de bloedglucosewaarde meten. Dit heet een dagcurve.
Streefwaarden
De hoeveelheid glucose in het bloed wordt gemeten in millimol per liter, afgekort als mmol/l.
Tijdens de zwangerschap gelden de volgende streefwaarden:
- Nuchter (minstens 8 uur niet gegeten of gedronken): lager dan 5,3 mmol/l.
- Eén uur na de maaltijd: lager dan 7,9 mmol/l.
- Twee uur na de maaltijd: lager dan 6,8 mmol/l.
Let op: dit zijn lagere streefwaarden dan wanneer je niet zwanger bent.
Zwanger en diabetes type 1 en 2 uitklapper, klik om te openen
Diabetes type 1 en 2
De behandeling van diabetes type 1 en 2 in de zwangerschap begint al voordat u zwanger bent. Uw glucoseregulatie moet tijdens de zwangerschap heel goed zijn, omdat te hoge bloedglucosewaarden schadelijk zijn voor uw baby. Hoge bloedglucosewaarden zijn vooral in de eerste weken van de zwangerschap gevaarlijk, dus ook in de weken dat u nog niet weet dat u zwanger bent. In die periode worden de organen van de baby aangelegd. Als u dan niet goed bent ingesteld, is de kans groter dat uw baby aangeboren afwijkingen ontwikkelt zoals een open ruggetje of hartafwijkingen.
Als u weet dat u zwanger wilt worden, overleg dat met uw arts. Bij vrouwen met diabetes type 1 is dit de internist of de gynaecoloog. Als je diabetes type 2 hebt, verwijst de huisarts u naar de internist. Samen worden de risico’s bekeken en spreekt u af hoe u zich voorbereidt, bijvoorbeeld welke medicijnen u veilig kunt nemen en of en hoe u insuline gaat gebruiken.
Foliumzuur
Net als andere vrouwen die zwanger willen worden, begint u voor de zwangerschap met het slikken van extra foliumzuur (400- 500 microgram per dag). De kans dat uw baby neuralebuisdefecten ontwikkelt zoals een open ruggetje, wordt hierdoor kleiner. U slikt foliumzuurtabletten zodra u stopt met voorbehoedsmiddelen en gaat hiermee door tot u tien weken zwanger bent.
HbA1c
Uw HbA1c moet voor en tijdens de zwangerschap het liefst zo dicht mogelijk bij de normale grenzen liggen. Dit betekent tussen 31 en 43 mmol/ mol (oud: 5 6.1 procent). Dit is vaak niet mogelijk omdat u dan veel hypo’s krijgt. Daarom wordt een waarde van maximaal 53 mmol/l (oud: 7 procent) aangehouden als veilige grens. Maar een goed HbA1c is niet genoeg. Ook uw dagcurves moeten goed zijn. U kunt namelijk een goed HbA1c hebben en toch regelmatig hoge pieken hebben. Die hoge pieken kunnen schadelijk zijn voor de baby.
Insuline bij type 2
Als u diabetes type 2 hebt en tabletten gebruikt, zult u meestal al voor de zwangerschap overstappen op insuline. Uw internist of diabetesverpleegkundige legt u uit hoe u insuline injecteert en hoe vaak en hoeveel u injecteert. Ook vertellen zij hoe u uw bloedglucosewaarden meet als u dat nog niet eerder hebt gedaan.
Totdat u zwanger bent, kunt u eventueel weer in de huisartsenpraktijk begeleid worden voor uw diabetes. Vanaf het moment dat u zwanger bent, word u voor uw diabetes behandeld door de internist.
Medicijnen
Veel medicijnen kunt u tijdens uw zwangerschap niet veilig gebruiken. Bijvoorbeeld bepaalde medicijnen tegen hoge bloeddruk. Gebruikt u naast uw diabetesmedicatie ook andere medicijnen, bespreek dat dan met uw arts of apotheker. U kunt vaak overstappen op een ander middel dat wel veilig is.
Controles vooraf
Door een zwangerschap kunt u last krijgen van nierproblemen en problemen in uw ogen. Daarom moeten al voor de zwangerschap uw ogen en nieren worden gecontroleerd. Dan kan er op tijd worden ingegrepen. Ook tijdens de zwangerschap en na de bevalling worden uw ogen gecontroleerd. Als u diabetes type 1 hebt, moet ook worden gekeken of de schildklier goed werkt. Schildklierproblemen komen namelijk vaker voor bij diabetes type 1. Deze problemen moeten tijdens de zwangerschap goed worden behandeld, anders kan uw kind er schade door ondervinden. Ook na de bevalling is het belangrijk dat wordt gecontroleerd of uw schildklier goed werkt.
Vitamine D
Vitamine D is nodig om calcium goed op te nemen uit de voeding.
Calcium zorgt voor de opbouw en instandhouding van een stevig skelet.
Het is voor uw gezondheid en voor die van uw baby belangrijk dat de diabetes tijdens uw zwangerschap zo goed mogelijk wordt behandeld. Diabetes in de zwangerschap brengt namelijk risico’s met zich mee, voor u en voor uw baby. Deze risico’s zijn groter als u bloedglucosewaarden te hoog zijn.
Risico’s van diabetes bij zwangerschap
Hieronder vindt u een overzicht van de risico’s van diabetes bij zwangerschap.
Misschien schrikt u hiervan, het is niet niks. Juist vanwege deze risico’s houden de zorgverleners u en uw baby goed in de gaten. Ze kunnen dan op tijd ingrijpen als dat nodig is. Gelukkig verlopen de meeste zwangerschappen van vrouwen met diabetes goed en hun baby’s worden gezond geboren.
Voor alle vormen van diabetes:
- De kans dat uw baby zwaar is bij de geboorte, is groter. Dat gebeurt vooral als u te hoge bloedglucosewaarden heeft tijdens de zwangerschap, de baby krijgt dan te veel glucose binnen. Een zware baby kan de bevalling moeilijker maken. Bij vrouwen met diabetes wordt daarom vaker gekozen voor een inleiding of kunstverlossing.
- Als uw baby zwaar is bij de geboorte, heeft ze op latere leeftijd meer kans op overgewicht en op diabetes type 2.
- De kans op vroeggeboorte is groter, vooral bij vrouwen die al diabetes hebben voordat zij zwanger worden.
- Uw baby kan na de geboorte last krijgen van te lage bloedglucosewaarden (hypo’s). Dat wordt goed gecontroleerd.
- De kans dat een baby van een moeder met diabetes tijdens de zwangerschap overlijdt, is groter, vooral in de laatste weken van de zwangerschap. Gelukkig komt dit zelden voor.
Als u al diabetes heeft voordat u zwanger wordt:
- Het is erg belangrijk dat u goed bent ingesteld op het moment dat u zwanger wordt. Een goede instelling verkleint de kans op een miskraam en op aangeboren afwijkingen.
- Als u niet goed bent ingesteld, is de kans groter dat uw baby aangeboren afwijkingen heeft, bijvoorbeeld een open ruggetje of een hartafwijking. Hoge bloedglucosewaarden tijdens de eerste drie maanden van de zwangerschap zijn hiervan de belangrijkste oorzaak. In deze periode worden namelijk het ruggenmerg, het hart en de hersenen aangelegd.
- De kans op te hoge bloeddruk en zwangerschapsvergiftiging is groter, vooral als u diabetes type 1 heeft. Als u vaatcomplicaties heeft, is de kans hierop ook groter.
- U kunt tijdens de zwangerschap oogproblemen krijgen (retinopathie). Dat gebeurt vooral bij vrouwen die hier voor de zwangerschap ook al last van hadden. De afwijking is goed te behandelen als deze tijdig ontdekt wordt. Daarom is extra controle belangrijk.
Er zijn verschillende manieren om diabetes te behandelen. Hoe dat gebeurt, hangt af van de soort diabetes. Het doel van de behandeling is wel altijd hetzelfde: zorgen voor goede bloedglucosewaarden.
Erfelijkheid
Als u diabetes heeft en zwanger bent, zult u zich waarschijnlijk afvragen of uw kind meer kans heeft om ook diabetes te krijgen. Erfelijkheid speelt een rol bij diabetes. Bij diabetes type 2 is die rol groter dan bij diabetes type 1.
Zwangerschapsdiabetes uitklapper, klik om te openen
Ongeveer vijf procent van de zwangere vrouwen krijgt zwangerschapsdiabetes.
Bij iedere zwangere vrouw wordt in de eerste drie maanden van de zwangerschap gecontroleerd of ze zwangerschapsdiabetes heeft.
De kans dat u zwangerschapsdiabetes krijgt, is groter als:
- U al eerder zwangerschapsdiabetes hebt gehad.
- U overgewicht heeft (BMI 30 of hoger).
- U eerder een zwaar kind hebt gekregen (meer dan 4500 gram).
- Uw vader, moeder, broer of zus diabetes type 2 heeft.
- U van Afrikaanse, Zuid-Aziatische of Midden Oosterse afkomst bent (bijvoorbeeld uit Turkije, Marokko, Pakistan, Suriname, Ghana of de Antillen).
- U in een eerdere zwangerschap om onverklaarbare reden uw baby hebt verloren.
- U Polycysteus-ovariumsyndroom hebt (PCOS).
Extra onderzoek
Als u een grotere kans heeft om zwangerschapsdiabetes te krijgen, krijgt u tussen de 24e en 28e week van de zwangerschap een OGTT, orale glucosetolerantietest (suikertest).
U moet daarvoor nuchter naar het laboratorium komen. Daar drinkt u een heel zoet drankje, vaak meerdere bekers. Voor en na het drinken worden uw bloedglucosewaarde gemeten om te kijken of u zwangerschapsdiabetes hebt.
Zwangerschapsdiabetes en dan?
Voor uw zwangerschapsdiabetes komt u onder behandeling van een diabetesteam in het ziekenhuis. Hoofd van dit team is de internist.
Behandeling zwangerschapsdiabetes
Zwangerschapsdiabetes wordt meestal eerst één of twee weken behandeld met een dieet en meer beweging. In deze periode controleert u minstens twee dagen per week verschillende keren per dag hoe hoog uw bloedglucosewaarden zijn. De diëtist en de diabetesverpleegkundige vertellen u hoe u dat doet.
Helpt het dieet niet voldoende, dan stapt u over op insuline. De internist, diabetesverpleegkundige en diëtist begeleiden u daarbij. Ook als u insuline gebruikt, controleert u regelmatig uw bloedglucosewaarden om te voorkomen dat ze te hoog of te laag worden.
Heeft u (nog) geen insuline nodig, dan blijf u het dieet volgen en controleert u regelmatig uw bloedglucose.
Er zijn verschillende manieren om diabetes te behandelen. Hoe dat gebeurt, hangt af van het soort diabetes. Het doel van de behandeling is wel altijd hetzelfde: zorgen voor goede bloedglucosewaarden.
Verloskundige of gynaecoloog
Bijna alle vrouwen met zwangerschapsdiabetes worden door de verloskundige overgedragen aan de gynaecoloog. Iedereen met zwangerschapsdiabetes krijgt vaker een echo om de groei van de baby goed in de gaten te houden.
Het is voor uw gezondheid en voor die van u baby belangrijk dat de diabetes tijdens de zwangerschap zo goed mogelijk wordt behandeld. Diabetes in de zwangerschap brengt namelijk risico’s met zich mee, voor u en voor uw baby. Deze risico’s zijn groter als uw bloedglucosewaarden te hoog zijn.
Bevallen met Diabetes en zwangerschaps diabetes uitklapper, klik om te openen
De bevalling
Alle vrouwen met diabetes type 1, type 2 of zwangerschapsdiabetes bevallen in het ziekenhuis onder toezicht van een gynaecoloog.
In veel ziekenhuizen wordt ervoor gekozen om de bevalling in te leiden vanaf week 38 van de zwangerschap. Het kan nodig zijn om de bevalling nog eerder op te wekken, bijvoorbeeld omdat het niet goed gaat met uw baby of omdat u zwangerschapsvergiftiging heeft. Bij vrouwen met diabetes wordt vaker dan gemiddeld een keizersnede uitgevoerd.
Tijdens de bevalling worden uw bloedglucosewaarden goed gecontroleerd. U krijgt een infuus om insuline of glucose toe te kunnen dienen als dat nodig is.
Neem uw eigen bloedsuikerapparaat en bijbehorende strips mee.
Na de bevalling
Na de geboorte kan uw kind last krijgen van te lage bloedglucosewaarden. Die lage bloedglucosewaarden ontstaan doordat uw baby in de baarmoeder gewend was aan veel glucose. Na de bevalling stopt de toevoer van glucose opeens en dan kan de hoeveelheid bloedglucose te laag worden. Daarom wordt uw baby de dag na de geboorte een paar keer gecontroleerd door de verpleegkundige met een prikje in de hiel. Als er te weinig glucose in het bloed is, krijgt uw baby voeding zodat de bloedglucosewaarden weer stijgen. Soms is een infuus met glucose nodig.
Uw bloedglucosewaarden bij diabetes type 1 en 2 na de bevalling
Meestal heeft u na de bevalling minder insuline nodig dan tijdens de zwangerschap. Als u borstvoeding geeft, heeft u vaak nog minder insuline nodig. Als u voor de zwangerschap tabletten gebruikte, dan blijft u insuline gebruiken zolang u borstvoeding geeft. U kunt tabletten gebruiken als u geen borstvoeding (meer) geeft. De kans dat u na de bevalling een hypo krijgt, is groter. Dat komt omdat u opeens veel minder insuline nodig heeft. Dat gebeurt vooral als u een keizersnede heeft gehad of als u een langere tijd niets heeft gegeten door de bevalling. Daarom is het belangrijk om uw bloedglucosewaarden regelmatig te controleren en de hoeveelheid insuline hierop aan te passen.
De eerste weken tot maanden na de bevalling hoeft u niet zo scherp te zijn ingesteld. U moet namelijk voorkomen dat u een hypo krijgt wanneer u uw kindje verzorgt.
Uw bloedglucosewaarden bij zwangerschapsdiabetes na de bevalling
Meestal verdwijnt de diabetes bij zwangerschapsdiabetes na de bevalling. Als u insuline gebruikte in de zwangerschap, kunt u daar na de bevalling mee stoppen. U moet nog wel een paar keer uw bloedglucosewaarden meten om er zeker van te zijn dat ze weer normaal zijn. De diabetesverpleegkundige vertelt u wanneer u dat moet doen en hoe hoog de waarden mogen zijn. Soms gaat de diabetes niet weg en blijkt dat u vermoedelijk al diabetes had voordat u zwanger werd. Dan heeft u waarschijnlijk ook na de zwangerschap medicatie nodig.
Borstvoeding
Vrouwen met alle vormen van diabetes kunnen gewoon borstvoeding geven. Borstvoeding geven heeft invloed op uw bloedglucosewaarden, het kost veel energie. Daarom is het belangrijk om uw bloedglucosewaarden regelmatig te controleren en de hoeveelheid insuline hierop aan te passen. Uw apotheker kan u aangeven welke medicijnen u veilig kunt gebruiken tijdens de borstvoedingsperiode.
Anticonceptie
U kunt in principe alle anticonceptie gebruiken.
Nieuwe zwangerschap
Als u zwangerschapsdiabetes heeft gehad, is de kans groter dat u het in een volgende zwangerschap weer krijgt. Neem daarom contact op met uw huisarts als u weer zwanger wilt worden. U kunt dan bespreken hoe u zich het beste kunt voorbereiden.
Meer kans op diabetes
Als u zwangerschapsdiabetes heeft gehad, heeft u een grotere kans om diabetes type 2 te krijgen. De kans dat u binnen vijf tot tien jaar diabetes type 2 krijgt, is 50% (kans van 1 op 2). Laat daarom de komende jaren elk jaar bij uw huisarts de bloedglucosewaarden, bloeddruk en gewicht controleren. Met uw huisarts kunt u ook bespreken of u iets kunt doen om de kans op diabetes type 2 te verkleinen, bijvoorbeeld uw eetpatroon aanpassen, afvallen of meer bewegen.
Deze informatie is overgenomen vanuit www.degynaecoloog.nl/onderwerpen/thuisarts-nl12329/ met aanpassingen die gelden voor het geboortecentrum van het Wilhelmina Kinderziekenhuis.
Deze website met patiënteninformatie is een initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Obstretrie en Gynaecologie (NVOG)
Contact uitklapper, klik om te openen
Afspraken: maandag t/m vrijdag van 8.00 uur tot 17.00 uur. Polikliniek Verloskunde, kies optie 2. Polikliniek Foetale Geneeskunde, kies optie 3.
Polikliniek Verloskunde
Medische vragen/ klachten: 24 uur per dag, tel: 088 755 4010
- Triage afdeling, optie 1
Denkt u dat u gaat bevallen? 24 uur per dag, tel: 088 755 8910
- Verloskamers
Bent u patiënt en hebt u vragen? Als patiënt van het UMC Utrecht hebt u toegang tot het patiëntportaal Mijn UMC Utrecht. U kunt hier bijvoorbeeld bekijken welke afspraken er gepland staan in het UMC Utrecht, welke medicijnen u gebruikt en wat uw uitslagen zijn.
Hebt u een andere vraag? Vul dan het formulier in.